Ik meen mij te herinneren dat de argumentatie in de andere artikelen die ik daarover ooit eens gelezen heb (ik moet dat soort bronnen eens wat beter vastleggen -zucht- ) met name de middeleeuwse klassenmaatschappij betrof: adel, kerk, boeren en burgerij. Er werd daar gesteld dat de Wanen overeenkomsten hebben met de Deva-Hindoegoden (iets wat ik een aantal van jullie ook wel eens heb horen opperen) en dat zij 'dus' een standenmaatschappij veroorzaken. Op zich niet heel vreemd, levensgoden staan oorlogsvoering in mindere mate voor en in lange tijden van vrede zullen natuurlijk bepaalde sociale structuren uitkristalliseren. De middeleeuwse standen worden trouwens ook weergegeven in het (tarot)kaartspel waarin de schoppen/zwaarden de adel voorstelt; de ruiten/pentakels de burgerij; de harten/kelken de geestelijkheid en de klaveren/staven stellen de boerenstand voor. Het kaartspel schijnt uit het nabije oosten te komen, meegenomen door zigeuners en Turkse huurlingen; als dit waar is dan zou één en ander inderdaad invloed uit zowel Sumerische als uit Indische hoek kunnen bevatten. Het is in mijn ogen best 'apart' te noemen dat een idee dat zich met name dáár ontwikkeld heeft zich hÃer zo expliciet in de maatschappij gemanifesteerd heeft (het idee zijnde vier standen opgedeeld in een 13 + 1 sociale klassen of treden op de maatschappelijk ladder). De grootste gemene deler lijkt dus die monotheïstische religie zijn, als ik even zo vrij mag zijn om de hele boel op één hoop te vegen.
Zoals ik bij jullie als bekend mag veronderstellen wordt in de geschriften over het oude Germaanse noorden ook een standenmaatschappij beschreven in ongeveer dezelfde indeling: Jærl/adel, Carl/boeren, Þrall/knechten plus nog 'specials' bestaande uit Gauði en Skalden.
Kelten kenden ook zoiets maar dat verschilt wel behoorlijk van al het bovengenoemde:
- de bovenste klasse bestond uit stamhoofden (koningen/chiefs), meesterdichters, druïden en vaten (geen biervaten maar een soort helderzienden);
- direct daaronder de klasse der meesterambachtslieden, juristen, artsen/medicijnmannen, geleerden en ook barden en 'gewone' dichters;
- daar weer onder de boeren (grootgrondbezitters);
- de vierde klasse waren de kleine boeren en ambachtslieden;
- de laagste klasse waren de onvrijen (gevangenen, slaven e.d.)
- en als laatste de fianna: krijgers die buiten de samenleving leefden in rondtrekkende groepen, soms ook met een eigen soort priesters.
(dit komt trouwens voor een groot deel uit mijn OBOD-mappen).
Die laatste klasse uit het Keltische rijtje is wel interessant: in het noorden van India bestaat een groep sadoes (i.e. Shiva-monnikken) die ook leven als krijgers. Meestal leven die lieden als een soort zwervers maar deze groep leeft in de natuur aan de voet van het Himalaya gebergte.
Verder kenden de Kelten ook nog de sÃdhe-mensen: wat wij elven en dwergen zouden noemen.
Nederland kende sinds de Gouden Eeuw (en kent misschien soms nog steeds wel) iets soortgelijks:
- de bovenste klasse van de oude adel en rijke kooplieden;
- daaronder de klasse van herenboeren, professoren, bisschoppen, burgemeesters, rechters, hogere militairen en artsen;
- de derde klasse welke bestond uit ambachtslieden, soldaten, pastoors, dominees, leraren, politieagenten en kleine boeren en
- als laatste 'het gemeen', bestaande uit criminelen, oplichters, prostituees en bedelaars.
Later is dit in Nederland natuurlijk overgegaan in de zuilenmaatschappij, alhoewel ik het bovenstaande op gezette tijden ook nog wel eens de kop op zie steken waardoor we tegenwoordig in een soort wirwar van zuilen, klassen, kasten, standen en geïndividualiseerde toestand terecht lijken te zijn gekomen.
Al die klasse-maatschappij zaken lijken wel erg op elkaar maar verschillen op sommige specifieke punten echt sterk van elkaar.
Zo behoren in India geleerden en geestelijken sowieso altijd tot de bovenklasse (net als bij de Kelten) en werden Germanen, geheel klasse-onafhankelijk, altijd geacht een krijger te zijn.