Ieder jaar in de maanden
november en december krijgen
de Lage Landen bezoek van een
rijzige katholieke bisschop met een lange
witte baard, gekroond met een mijter
en gezeten op een witte schimmel. In
sommige streken heet hij Sint-Maarten,
maar in de meeste contreien staat hij
bekend als Sint-Nicolaas. Sinterklaas,
dus. De data waarop beide feesten worden
gevierd, vallen grofweg in dezelfde
periode. Het feest van Sint-Maarten op
11 november, dat van Sinterklaas op 6
december. Een gecommercialiseerde
versie van Sinterklaas herkennen we in
de uit Amerika overgewaaide kerstman
of Santa Claus, die ook bij ons door de rol
van de media en de vermaakindustrie de
nodige aandacht krijgt. Deze verschijning
laat zich uiteraard voornamelijk
opmerken in de weken rond het
kerstfeest.
Het is geen toeval dat al deze figuren,
die een vrij grote gelijkenis met elkaar
vertonen, in de donkerste periode van
het jaar hun opwachting maken. Toen
het christendom zijn intrede deed in
het noorden van Europa, kon men
het enkel aan de inheemse bevolking
verkopen door het in belangrijke mate
aan te passen aan
de gebruiken die er
al eeuwen schering
en inslag waren. Op
die manier werden
onze streken niet
alleen gekerstend, maar
werd het nieuwe
geloof op zijn beurt
ook diepgaand
beïnvloed door de
heidense tradities van
de Germanen en Kelten.
Kerken en kapelletjes
kwamen op de plaats
van oude heiligdommen,
kerkelijke feestdagen werden
geprikt op het tijdstip van de
traditionele jaarfeesten en
de vele heiligen kwamen in
de plaats van de vele goden die het
Germaanse heidendom rijk was.
Eén van die goden, was de
Germaanse Wodan. In Scandinavië
wordt hij ook wel Odin genoemd.
Wodan of Odin was één van de
belangrijkste goden van de Germanen.
Het was een edele god, een krijgsgod,
en tevens de god van de magie, van de
wijsheid en van de dood. Hij vormde
een opmerkelijke verschijning. Hij bezat
slechts één oog en reisde de wereld rond
met de magische speer in de hand en de
hoed op het hoofd. Wodan droeg ook een
lange, grijze baard.
Onze voorouders geloofden dat er
in de wereld een voortdurende strijd
bezig woedde tussen de machten van de
chaos (vertegenwoordigd door allerlei
monsters en reuzen), en de machten
die instonden voor de orde in het heelal
(vertegenwoordigd door de
goden). Op het einde der tijden,
dat bij de Germanen Ragnarok
werd genoemd, zouden goden
en reuzen elkaar op het slagveld
treffen en een bloedige strijd
uitvechten. In die strijd zou
bijna alles en iedereen ten onder
gaan voordat de goden zouden
triomferen. Als oppergod van
de Germanen was Wodan
constant bezig met de
voorbereidingen van
dat laatste gevecht.
Zijn dienstmaagden,
de Walkuren,
schuimden alle
slagvelden af op zoek
naar de beste krijgers
onder de gesneuvelden.
Die voerden ze mee naar
de burcht van Wodan,
het Walhalla, waar ze
getraind werden om
deel uit te maken van
zijn einherjar, een leger
van ondode krijgers dat op het einde der
tijden zou uitrijden om de confrontatie
met de reuzen en monsters aan te gaan.
In de winter maakte Wodan met zijn
leger vaak een spectaculaire tocht langs
de nachtelijke hemel. Op zijn achtbenige
hengst Sleipnir leidde de grimmige
oorlogsgod zijn ondode leger door de
wolken, vergezeld door wolven en andere
wilde dieren. Deze verschijning werd het
Wilde Heir genoemd, en de tocht van dit
leger de Wilde Jacht.
Toen de missionarissen onze voorouders
bekeerden tot het christendom, werd
het geloof in de oude goden verboden.
Maar omdat de mensen hardnekkig
bleven vasthouden aan hun oude
gebruiken, bedachten ze op den duur
tussenoplossingen. Zo lieten ze onder
meer de verschillende heiligen optreden
in de plaats van de oude goden. En op die
manier werden Wodan en diens Wilde
Heer vervangen door Nicolaas van Myra
(Sint-Nicolaas) en Martinus van Tours
(Sint-Maarten), twee heiligen uit de
tijd van het vroege christendom. In de
wintertijd reisden beide heiligen nu op
hun schimmels (die weliswaar geen acht
benen meer hadden) over de daken. De
hoed van Wodan werd vervangen door
de mijter en de bisschopsstaf kwam in de
plaats van de magische speer.
Maar wat was er gebeurd met het Wilde
Heir? In de plaats hiervan kwamen nu
de knechten van de heilige bisschop. En
in het geval van Sint-Nicolaas nam die
knecht in de loop der tijden de vorm aan
van wat wij heden ten dage zijn gaan
kennen als ... Zwarte Piet
De traditie leert ons, Vlamingen
en Nederlanders, dat Zwarte
Piet zijn donkere huidskleur
te danken heeft aan de hachelijke tocht
die hij op ijskoude winternachten
maakt door de schoorstenen, om de
geschenkjes voor de brave kinderen
af te leveren. Tegenwoordig gaan er
echter steeds meer kritische stemmen
op, die deze overlevering betwisten.
Volgens deze stemmen zou Zwarte
Piet een negentiende-eeuws verzinsel
zijn, dat racistische en kolonialistische
denkbeelden uitdraagt. Met andere
woorden: geen schoorsteenroet,
maar Zwarte Piet als Afrikaanse slaaf.
Wat is er nu waar en wat niet? Wel:
eigenlijk negeren béide verklaringen
de bredere historische context van het
Sinterklaasfeest en de knecht van de
goedheilig man.
Als we onze blik richten op heel Europa,
en zelfs op de contreien daarbuiten, dan
zien we overal waar Sint-Nicolaas zich
vertoont vreemde snuiters opduiken met
een zwartgemaakt gelaat. En die zien er
heus niet altijd uit als Zwarte Piet. Nee,
zoals we straks nog zullen zien, gaat hun
besmeurde snoet dikwijls ook nog eens
schuil achter een monsterlijk masker.
In de landen die geen Sinterklaasfeest
kennen, van de Britse eilanden tot
Oekraïne of Portugal, gaan deze schepsels
zelfs alleen op pad.
Dit alles gaat terug op een oeroud,
voorchristelijk (Indo-) Europees
wintergebruik, dat ook in zwang
was bij onze Germaanse en Keltische
voorouders. Tijdens de winter, als de
natuur sterft, stonden de poorten tussen
de werelden volgens het oude geloof
wagenwijd open. Hierdoor konden de
geesten van de overledenen over het
land zwerven, waarbij ze hun levende
verwanten bezochten. Ze deden dat niet
alleen om hen met voorspoed te zegenen,
maar ook om de orde en zeden van de
clan te bewaken. Om op rituele wijze de
doden te vertegenwoordigen, maar ook
om onherkenbaar te blijven, maakten
de jongelingen van de gemeenschap hun
gelaat zwart met roet of aarde en gingen
de huizen en hun bewoners op stelten
zetten. Daarbij droegen ze vaak ook
fakkels of lichtjes in uitgeholde bieten.
Sint-Maarten of het commercieel ferm
uitgebuite Halloween, iemand?
Om kort te gaan: zwarte gezichten door
schoorsteentochten of slavenafkomst?
Wij dachten het niet
Dit alles van
http://www.hagal.be/